Velen van ons hebben tegenwoordig een hypotheek met daarbij een Nationale Hypotheek Garantie.
Hetgeen inhoudt dat wanneer er veranderingen ontstaan in uw persoonlijke omstandigheden, doordat u bijvoorbeeld werkloos raakt, slecht gaat met uw onderneming of gaat scheiden en u daardoor uw hypotheek niet meer kunt betalen, u met NHG een vangnet hebt waarop u kunt vertrouwen. Dat is althans iets dat iedereen verwacht.
Helaas is de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen in de meeste gevallen niet bereid om de hypotheek verstrekker na verkoop van de eigen woning kwijtschelding te verlenen m.b.t. de restschuld.
Zo komt het voor dat woningeigenaars na een gedwongen verkoop van hun woning met een enorme restschuld blijven zitten, omdat de stichting WEW stelt dat de eigenaar niet heeft voldaan aan de regels om in aanmerking te komen voor kwijtschelding van de restschuld.
Er zijn twee voorwaarden om voor kwijtschelding in aanmerking te komen. U moet aan beide voorwaarden voldaan hebben.
U bent te goeder trouw geweest: De eerste voorwaarde om voor kwijtschelding in aanmerking te komen, is dat u ten aanzien van het niet kunnen betalen van de lening te goeder trouw bent geweest.
U moet volledige medewerking hebben verleend. De tweede voorwaarde om voor kwijtschelding in aanmerking te komen, is dat u volledig hebt meegewerkt om tot een zo goed mogelijke terugbetaling van de lening te komen. Dit is het geval wanneer: de woning onderhands is verkocht, er geen schade of achterstallig onderhoud is die negatieve invloed heeft op de waarde van de woning én u volledige medewerking hebt verleend ter vermijding of beperking van het verlies.
Vaak wordt voldaan aan het vereiste te goeder trouw, maar veelal niet. Tot voor kort diende de woningeigenaar via het bestuursrecht zijn recht te behalen, teneinde vast te stellen dat er van hem sprake is van goede trouw. De gang via het bestuursrecht was bij voorbaat al verloren, omdat NHG in deze een beoordelingsvrijheid toekwam, bij de vaststelling of er voldaan was aan voornoemd vereiste.
In december 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over de status NHG. Hij heeft uitgesproken dat NHG geen bestuursorgaan meer is. Vanaf 1 maart 2015 heeft dit gevolgen voor de manier waarop bezwaar kan worden gemaakt. Is uw besluit op of na 1 maart 2015 genomen, dan kunt u eerst bij NHG bezwaar indienen om bij negatief besluit, de zaak voor te leggen aan de burgerljke rechter.
Voor besluiten genomen op of na 1 maart 2015 waarbij NHG bepaald heeft dat de woningeigenaar niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van de schulden, kan worden betwijfeld of NHG op goede gronden heeft aangenomen dat er geen sprake is van goede trouw.
Zoals vermeld dient de woningeigenaar sinds 1 maart 2015 de weg van de civiele rechter te bewandelen, indien NHG geen kwijtschelding verleent ten aanzien van de ontstane restschuld na verkoop. De weg naar de civiele rechter betekent dat voor de uitleg van het vereiste te goeder trouw belangrijk is de overeenkomst tussen NHG en de woningeigenaar en het Burgerlijk Wetboek.
Het probleem dat zich kan voordoen is het volgende. In de hypotheekakte, noch in enig ander document dat van toepassing is op de verhouding tussen partijen, is nader gedefinieerd wat moet worden verstaan onder ‘te goeder trouw’. Dit betekent dat het vereiste ‘te goeder trouw’ inhoudloos is. Partijen hebben geen enkele houvast bij de vaststelling of er kwijtschelding verleent moet worden of niet. Het voorgaande leidt dan ook tot willekeur.
Aangezien een duidelijke invulling voor het vereiste ‘te goeder trouw’ zijn ontbreekt, dient naar mijn mening aansluiting gezocht te worden bij in de wet geregelde gevallen. Daarbij denk ik niet aan de goede trouw van Boek 3 BW, doch eerder aan het vereiste te goeder trouw van de Faillissementswet. Wil een schuldenaar toegelaten worden tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp), dan dient hij o.a. te goeder trouw zijn ten aanzien van het ontstaan van de schulden. Wat onder te goeder trouw verstaan dient te worden, is ten aanzien van de Wsnp voldoende uitgekristaliseerd in de rechtspraak. De rechter moet bij het beoordelen van de goede trouw o.a. letten op de aard en omvang van de schulden, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan en de frequentie waarin de schulden zijn gemaakt en de mate van verwijtbaarheid ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de schulden, zie HR 12 mei 2000, NJ 2000, 567, LJN AA5776 en Kamerstukken II 1992/93, 22 969, nr. 3, p. 14.
Hebt u op of na 1 maart 2015 een besluit ontvangen van NHG, waarbij aan u geen kwijtshelding wordt verleend voor de ontstane restschuld na verkoop van uw woning, omdat u niet te goeder bent geweest ten aanzien van uw schulden. Niet getreurd, wellicht komt u toch in aanmerking voor kwijtschelding, omdat NHG in uw geval het vereiste te goeder trouw te beperkt heeft uitgelegd, terwijl daarvoor geen enkele grondslag bestaat.
Hebt u zelf een dergelijk besluit ontvangen, of wenst u meer weten over dit onderwerp? Aarzel niet om contact op te nemen met Mr M.W. Fakiri.
T: 070 314 24 14
E: murteza@fakirivanbeuningen.nl